Bemoedigend advies Raad van Cultuur

Het roer moet om. Kort samengevat komt het advies van de Raad van Cultuur voor de audiovisuele sector daarop neer.

De Nederlandse Film- en TV-industrie dobbert als een drenkeling op een houten vlotje op de oceaan van mediastromen en dreigt met de komst van de grote oceaanstomers uit de Verenigde Staten volledig ten onder te gaan, tenzij de Nederlandse overheid krachtig optreedt. Voor de politicus die hier zijn schouders over ophaalt, wordt uitvoerig uitgelegd waarom ingrijpen noodzakelijk is: in de stormvloed aan buitenlandse content dreigt het Nederlandse verhaal, de Nederlandse identiteit en de Nederlandse taal ten onder te gaan.
 
Je zou zeggen dat deze boodschap er bij de huidige bewindslieden, die er zoveel belang aan hechten dat onze kinderen onderricht worden in de vijftien coupletten van het Wilhelmus, in gaat als zoete koek. Helemaal omdat de rekening niet bij de overheid zelf, maar bij betaalplatforms als Netflix en superplatforms als Facebook, Google en Apple wordt neergelegd.
 
Als verhalenvertellers, de mensen die aan de basis staan van de films en series die een afspiegeling zijn van onze cultuur en maatschappij, kunnen we hier natuurlijk niet tegen zijn. Integendeel, na jaren waarin het woord cultuur alleen maar in één adem met het woord bezuiniging genoemd mocht worden in Den Haag, is het verfrissend om eindelijk een sterk tegengeluid te horen. Ons werk doet ertoe!
 
We hebben een taak, of zoals de Raad van Cultuur het zegt, een goed verhaal maakt de kans op een goede productie groter. Daar valt geen speld tussen te krijgen. Als we daar een eigen advies aan mogen toevoegen: investeer dan ook veel meer in de makers van die goede verhalen: de scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs.
 
Tegelijkertijd krijg ik een raar gevoel bij die sterke nadruk op het behoud van de Nederlandse identiteit. Zouden we ons juist niet wat meer naar buiten moeten richten? Eind vorig jaar was ik namens het Netwerk aanwezig op de jaarlijkse vergadering van de Federation of Screenwriters in Europe (FSE) om samen met delegaties van onze zusterorganisaties ervaringen uit te wisselen. Een Poolse deelnemer hield een emotioneel betoog hoe onder invloed van de nationalistische regering in zijn land zo’n beetje alles wat er aan filmcultuur bereikt is in de afgelopen tien jaar stelselmatig wordt afgebroken. De vrijheid van meningsuiting wordt steeds verder ingeperkt. Ook Zwitserland holt zijn filmcultuur uit in de roep om meer nationalisme.
 
Natuurlijk had ik in de pers al eens dergelijke geluiden opgevangen, maar om ze zo uit de eerste hand van collega-scenaristen te horen, maakte het extra confronterend. Net als Jan Eilander in de vorige editie van Plot al opmerkte, begon ik me af te vragen of wij als Nederlandse scenaristen soms niet te veel naar binnen gekeerd zijn. Of we niet meer engagement zouden mogen tonen en onze focus juist meer naar buiten zouden moeten richten?
 
Ik nam me dan ook voor om op deze plek al mijn collega’s op te roepen een datum in hun agenda te zetten: 10 en 11 oktober 2018. Dan vindt namelijk de tweejaarlijkse wereldconferentie van scenarioschrijvers plaats in Berlijn. Er zullen tegen die tijd vast deadlines zijn die belangrijker lijken te zijn, maar dit is een kans die je niet voorbij wilt laten gaan. Geloof me.
 
En als jullie dan toch je agenda tevoorschijn hebben gehaald, schrijf dan ook zondag 18 maart erin als het Netwerk, voorafgaand aan de uitreiking van de Zilveren Krulstaarten, bij elkaar komt om te horen wat jullie – de leden – nu eigenlijk belangrijk vinden.
 
Terwijl ik dit stukje aan het tikken ben, vraagt mijn vrouw wat ik eigenlijk aan het doen ben (strikt genomen ben ik namelijk op vakantie). Ik vertel over mijn gewichtige taak van het schrijven van de ‘van de voorzitter’-column. O, zegt ze, dan ben je dus net als de voorzitter van de ANWB, die altijd zo’n blijmoedig stukje in de Kampioen moet schrijven over hoe geweldig ze bezig zijn. Ja, zeg ik, behalve dat het bij ons meestal een kritisch stukje is over alles dat anderen fout doen.
 
Behalve dit keer dan. Je kan namelijk van alles zeggen over zo’n advies van de Raad van Cultuur – je kan voor of tegen een quotum van Nederlandse content zijn, je kunt je afvragen of de samenwerking van commerciëlen en publieken op NL Ziet de meest gelukkige is, je kunt je afvragen of een contentbijdrage moet dienen als verhoging van een productiebudget, of deels direct naar makers moet terugvloeien, maar dat is de volgende stap.
 
In de eerste plaats moeten we ons verheugen dat wij hier een cultureel adviesorgaan hebben, dat onze industrie wil versterken in plaats van uithollen. En laten we vervolgens met z’n allen van de daken schreeuwen dat het roer inderdaad om moet voor het te laat is. En als deze boodschap alleen maar doordringt in Den Haag door onze Nederlandse identiteit erbij te slepen, vooruit dan maar: Wilhelmus van Nassouwe…

Wat zoek je?