Alex van Warmerdam: ‘Schrijven wordt pas leuk, als je je afvraagt: wie staat er voor de deur?’

Sinds eind mei draait Schneider vs. Bax van Alex van Warmerdam in de bioscoop. Het is een geestige en ontregelende film over twee huurmoordenaars (Tom Dewispelaere als Schneider, Van Warmerdam zelf als Bax), die door een derde personage (Mertens, gespeeld door Gene Bervoets) tegen elkaar worden uitgespeeld. Met alle gevolgen (en doden) van dien. Het gesprek met de scenarist en regisseur van onder andere Abel en Borgman vindt plaats in diens werkruimte in Amsterdam, waar hij het scenario van Schneider vs. Bax schreef. In de werkruimte staan ook twee door hemzelf zelfgemaakte maquettes van het houten huis waar Bax woont en dat een grote rol in de film speelt. “In de ene versie had ik zelf wel willen wonen, maar de andere was beter voor de film. Waar in het ene huis twee grote extra ramen zitten, zijn het in de filmversie twee nauwe vensters die Bax meer bescherming bieden en van waaruit hij makkelijker kan schieten.”

Het is de dag voor Van Warmerdam en zijn echtgenote, actrice Annet Malherbe, op vakantie gaan. De filmmaker steekt een sigaret op. “Als we morgen in Spanje zijn, stop ik. Ik was gestopt, maar ik ben weer even begonnen.”

Waarom ben je weer met roken begonnen?
“De drukte. Roken is eigenlijk heel goor. Alleen als je eraan verslaafd bent, lijkt het lekker. Maar op vakantie koop ik geen nieuw pakje meer en kom ik niemand meer tegen die rookt. En dan is het klaar.”

Heb je niet ooit een film gemaakt waarin niet gerookt mocht worden?
“Ja, Abel. Maar dat was een dogma: geen bomen, geen sigaretten, geen telefoon. Telefoon vond ik een zwaktebod, als manier om gemakkelijk informatie over te brengen aan de kijker. Maar het wordt steeds moeilijker om dat vol te houden. Niet roken, dat was in de tijd dat er nog volop werd gerookt in films. Ik vond het een fijne beperking. De continuïteit van sigaretten is heel onhandig. Bij take twee moet er weer een nieuwe worden opgestoken en dan moet je wachten tot de kraag weer even ver is. In Schneider vs. Bax rook ik zelf, weliswaar maar één keer, maar het was meteen weer een hoop gedoe. Toen ben ik eigenlijk weer begonnen.”

De dogma’s van weleer heb je afgeschud, want in Schneider vs. Bax wordt ook aardig wat afgebeld. Vervolgens wordt de plot ook nog in de war geschopt door een aan de verkeerde persoon gestuurd sms’je.
“Het telefoneren heeft nu een duidelijke functie binnen het verhaal. Zonder mobieltjes zou deze film niet kunnen bestaan. Als je zo’n simpel verhaal wilt vertellen en je verbiedt jezelf het gebruik van mobieltjes, dan kun je geen kant op. Dan moet je het doen zonder alle vergissingen en consternatie die dat met zich meebrengt. Het was eigenlijk ook de bedoeling dat er geen doden zouden vallen. Maar toen dacht ik: waar begin ik dan eigenlijk aan, in een film over twee huurmoordenaars?”

Bij Alex van Warmerdam denk je niet meteen aan iemand die gewelddadige films maakt. Maar er zit vaak meer geweld in dan je zou verwachten.
“Het geweld in mijn films is wel kwaadaardig. Maar nooit wreed.”

Ik herinner me anders een scène uit De Laatste Dagen van Emma Blank, waarin de door Marlies Heuer gespeelde Emma Blank letterlijk aan de grond wordt vastgenageld. Dat was best gruwelijk.
“Die scène waarin ze wordt uitgehongerd. En ook geen water meer krijgt, ja. Maar een beetje geweld behoort tot het rijk der verbeelding. Ook in de nieuwe film wordt het geweld nooit verheerlijkt of uitgemolken. Er wordt wel iemand doodgeschoten.”

Er vallen meer doden. Een ander personage wordt doodgestoken.
“Dat is wel een pittige moord. Maar daar is ook een reden voor. Ik kan me best voorstellen dat ik weer eens een film maak waarin geen geweld wordt gebruikt. Maar ik stuit er altijd op. Ik ben het op voorhand niet van plan, maar soms heb je het nodig om verder te komen. Ik schrijf al schrijvende, dus ik weet van tevoren niet hoeveel doden er gaan vallen.”

Aan de ene kant schrijf je intuïtief, maar anderzijds werk je alles heel methodisch uit.
“Dat intuïtieve is een relatief begrip. Je hebt ook schrijvers die een heel plan uitzetten. Dat heb ik ook wel eens gedaan, bij De Noorderlingen bijvoorbeeld. Maar ik schrijf toch meestal vanuit een idee. En dan geen uitgewerkt idee, want dan ben je slaaf van dat idee, en dat kan heel dwangmatig worden, is mijn ervaring. Zolang de toekomst nog niet vaststaat in het verhaal, kun je jezelf blijven verrassen. Dat de vader van Bax halverwege het verhaal opduikt, wist ik pas toen ik daar met schrijven was aanbeland. Op die manier is het schrijven meer een avontuur. Op het moment dat de dochter van Bax de wc op vlucht, ontstaat er als vanzelf een dialoog, die alleen maar op dat moment kan ontstaan. Als je een kaartje maakt ‘dochter vlucht wc op: dialoog’ en ik kom later in het proces op dat punt aan, dan is het veel moeilijker om een dialoog te schrijven. Die komt dan niet vanuit een natuurlijke inspiratie. Ik weet nog wel dat ik bij De Noorderlingen alles op kaartjes had. Wat als voordeel had dat het een hele visuele film werd, omdat de dialoog niet de sturende factor was. Maar dan had ik zo’n kaartje met ‘dialoog’ erop en dan kwam ik niet verder dan dat de Postbode aan Thomas vroeg: ‘hoe gaat het’? En dat Thomas dan zei: ‘goed’. En dat was het. Dat is het ook geworden en gebleven. Bij Abel begon ik gewoon met een dialoog tussen A, B en C. Pas later werden het vader, moeder en zoon. En kregen ze een naam. En kwam van het een het ander. Wat ik ook wel eens doe is, eerst de laatste scène bedenken. Dat ik weet waar ik naartoe wil. Maar het is niet altijd gezegd dat het dan ook de laatste scène blijft. Of dat die scène hoe dan ook in de film komt. En dan heb je ook nog de montage, waarin alles weer over de kop kan gaan.”

Ook bij deze film?
“Ja, heel erg. Niet de basale strekking. Maar vooral in de parallel-montage van de verschillende verhaallijnen. Op papier zag het er heel goed uit, maar in de montage bleek het nog heel verbrokkeld te zijn. Dus besloten we om langer bij een personage te blijven voordat we naar een ander gingen. Maar dat had weer gevolgen voor de andere scènes. En zo kwam alles heel erg overhoop te liggen.”

Vanaf De Laatste Dagen van Emma Blank monteert Van Warmerdam zijn films samen met editor Job ter Burg (Zwartboek, Oorlogswinter), een proces dat hij omschrijft als ‘een gouden samenwerking’. Omdat Van Warmerdam van begin tot eind bij de montage betrokken is, legt hij in feite dan pas de laatste hand aan zijn scenario.
“Job en ik beginnen vanaf nul. Hij doet niks zonder mij en ik niks zonder hem. Samen kijken we alle takes. Als we alle takes hebben gekozen, dan ga ik even een half uurtje weg, zodat hij het geheel in elkaar kan zetten. Als ik dan terugkom, zegt hij: ‘schieten maar’! En dan begint het feest. Ik houd ook altijd viewings. Dan nodig ik één tot drie mensen uit per keer. Die mogen één keer langskomen en dan alles zeggen. Dat schrijven we allemaal op. We hebben ook geleerd: geen discussie. Ze moeten alleen zeggen wat ze niet goed vonden, wat ze niet begrepen of wat ze saai vonden. Dan gaan Job en ik met al die opmerkingen aan de slag, ook die waarvan we bij voorbaat denken: ‘wat een onzin’! We gaan toch kijken of er iets inzit. Daar hebben we heel veel aan. Bij latere viewings krijgen we dan weer opmerkingen over dingen die eerst goed waren, maar die we zelf om zeep geholpen hebben. Uit verveling. Die hebben we dan ingekort. En dan zeggen ze: dat is te haastig, we kunnen het niet helemaal of helemaal niet meer volgen. Dan komen we in de montagekamer terug en zegt Job: ‘Volgens mij was het goed, maar toen hebben we er een beetje in zitten knippen, en toen hebben we het kapot gemaakt’.”

Is dat een gevaar dat je te lang met je eigen film bezig bent?
“Het is geen gevaar. Je moet blijven viewen tot je er alles uitgehaald hebt.”

Maar wanneer weet je dat het klaar is?
“Nou, in de eerste plaats heb je met tijdsdruk te maken, als bijvoorbeeld de première in zicht komt. Maar als het goed is, wordt de film ook steeds coherenter. Dit keer hebben we lang gemonteerd, zo’n vier maanden. Halverwege zat er nog een hele ontwikkeling in, met betrekking tot het einde van de film. De vraag was of een bepaald personage nog een keer terug moest komen, of dat de film op dat moment door moest. En dan besef je: de film moet door. En dan kun je niet wachten om die scène eruit te gooien. Op een ander punt in de film hadden we iemand nodig in een scène in een auto, die niet in die betreffende scène zat, maar wel in een andere. Dan plak je een apart shot uit de ene scène in de andere. Je moet ook een beetje het geluk hebben om op het laatst nog dingen te kunnen veranderen.”

Spoiler alert

Tekst van kort verhaal Schneider vs. Bax, door Alex van Warmerdam voorgelezen uit zijn notitieboekje: Huis, met grote steiger. Meer. Verte. In het huis woont man. In de verte verschijnt roeier. Op pakweg honderd meter afstand gooit hij een ankertje uit en gaat vissen. De man van het huis en de steiger is schrijver. Hij werkt aan het laatste hoofdstuk van een roman. Nu komt de roeier dichterbij. Hij vraagt om water. Hij krijgt het. Kort gesprek. De roeier zegt ‘ik word morgen 50 jaar. Er komen twaalf vrienden en die wil ik allemaal een zelf gevangen visje voorzetten.’ ‘Hoeveel heb je er al?’ ‘Acht.’ De roeier gaat weer op zijn plaats liggen en vist verder. De schrijver worstelt, belt zijn uitgever. ‘Ik zit vast.’ De roeier zit nu op tien visjes. Dan hoort hij herrie. We kijken vanuit het perspectief van de roeier. Hij ziet een auto arriveren. De bezoeker maakt ruzie met de schrijver. De bezoeker valt in het water. Hij stapt mis, of door een gevecht. Hij wordt er door de schrijver uitgehaald. Verbroedering tussen beide mannen. De bezoeker vertrekt. De zon staat laag. De man van het houten huis roept de roeier, houdt een fles wijn op. Ze drinken samen. ‘Ik ben nog niet klaar’, zegt de roeier, ‘ik moet nog een visje vangen.’ ‘Ik ook,’ zegt de schrijver, ‘ik moet nog een hoofdstuk. En door U heb ik een goed idee gekregen.’ Zegt nog iets van ‘uitstellen is goed, ik ga eerst nog even douchen’. Als de roeier wegroeit, zegt hij nog, ‘U moet bij het riet gaan liggen, daar zitten ze ‘s avonds, de visjes.’ De roeier ligt tussen riet, half donker al, ziet aan de overkant de schrijver in zijn huis de douche ingaan, douche uitkomen, in badjas. De roeier vangt zijn laatste visje. Installeert nu geweer op statief. Inmiddels is het donker. Schrijver eet, roeier wacht. Mobieltje gaat, sms: ‘schatje, waar blijf je nou’? Roeier wacht. Schrijver gaat achter computer zitten. Denkt en begint dan te tikken. De roeier mikt en vuurt, de schrijver valt dood op zijn toetsenbord. De roeier bakt de visjes, zijn vrienden zitten aan tafel. Mannen en vrouwen. Plezier.

Tot zover het einde. Maar hoe is de film ontstaan?
“Met een idee, een kort verhaaltje. Toen ik het schreef, moest ik Borgman nog draaien. Borgman was een beetje metafysische film, dus daarna wilde ik iets heel simpels maken, met bijna geen dialoog. Toen ik dat idee aan mijn broer Mark, tevens de producent van mijn films, voorlas, zei hij: ‘dat is een korte film.’ Deze film is een novelle, ook al duurt hij anderhalf uur. Dat komt doordat -ie elementair is. Alles wordt getoond. Er wordt nergens uitgelegd waarom Schneider dood moet. Mertens liegt tegen beiden dat de ander een kindermoordenaar is. Dat is allemaal onzin. Het gaat alleen maar om het systeem, om de samenloop van omstandigheden. De dochter raakt geëmotioneerd. Wij niet. De film is spannend en geestig, denk ik, maar niet meeslepend of ontroerend.”

Hoewel het laatste beeld van Maria Kraakman, in haar rol als dochter van Bax, wellicht ontroering oproept?
“Dat kan ik niet beoordelen. Maar de droogheid die in dat vertellinkje zat, zit volgens mij ook nog in deze film.”

Bax heeft een aparte relatie met zijn dochter Francisca. Ze is ook een aparte jonge vrouw, die aan het begin van de film onverwacht bij Bax voor de deur staat en hem dan al snel met haar somberheid en problemen begint te irriteren. Hoe ontstaat zo’n relatie?
“Die ontstaat. Ik had de opening en toen vroeg ik me af: heeft Bax een vrouw? Een dochter, dat is misschien wel goed… en ineens is die dochter er. En dan is het een depressief aangelegde dochter. Een obstakel. Want ik heb een obstakel nodig. Elk verhaal heeft obstakels nodig, want anders kom je nergens. Dat zorgt voor vitaliteit. Ik was gisteren naar een film die wel wat meer obstakels had kunnen gebruiken: Ex Machina. Saaie film. Beetje duf. Daar had wel iemand onverwacht aan mogen bellen. Pinter zei al: ‘schrijven wordt pas leuk, als je schrijft: er wordt aangebeld. En dat je dan denkt: ‘wie staat er voor de deur?’ En dat weet je bijna altijd heel snel. Automatisch. En daarna heb je weer heel veel vruchtbare grond voor je.”

Bij de figuur van opdrachtgever Mertens dacht ik soms aan personages uit films van David Lynch. Op andere momenten komen de Coen Brothers even voorbij. Laat jij invloeden van andere filmmakers toe in je werk? 
“Oh ja, volgens mij sta ik stijf van de invloeden, al weet ik dat zelf niet altijd. De ene invloed is veel groter dan de andere en dan zijn ze ook nog met elkaar vermengd. Buñuel, Fellini, Hitchcock. Maar Under The Skin vond ik ook een fantastische film. Ik weet niet of je daar in een van mijn volgende films iets van terug gaat zien, maar het zou zeker kunnen. Alleen niet bewust. Die invloeden herken je soms later pas. Ik had wel, toen ik voor het eerst iemand wurgde in een film, in boeken over Hitchcock gelezen dat hij gek was op wurgen. Dat het zijn favoriete moord was. Toen dacht ik, ja dat is waar, toen wilde ik in een volgende film direct weer iemand wurgen. Half als eerbetoon, half gejat, dat kan ik niet precies beoordelen. Zo heb je allerlei invloeden, dat kan niet anders. Ik besta dankzij mijn eigen geschiedenis, waarin het zien van vele films verscholen zit.”

Want je ziet nog altijd heel veel films.
“Ja. Dat vele filmkijken komt in de eerste plaats omdat ik als kind in IJmuiden boven een weekendbioscoop woonde. Dus in het weekend zag ik heel veel films. Toen ik voor het eerst in Amsterdam kwam wonen, ging ik in het begin bijna dagelijks naar de bioscoop, of soms wel twee of drie keer. De nachtfilm pikte ik dan ook nog even mee. En nu, met de komst van De Hallen, ga ik ook weer heel veel. En er zijn ook veel goede films de laatste tijd, zoals It Follows, een heel goede horrorfilm.”

Maar ondanks die invloeden heb je een heel duidelijke eigen stijl ontwikkeld.
“Volgens mijn broer Vincent is dat begonnen met een bundel korte verhalen van Ian McEwan, getiteld ‘The Last Day of Summer’. Daarin staat een verhaal over een kanaal, waarin een meisje verdrinkt. Vincent noemt dat de sleutel tot wat ik later allemaal ben gaan doen. Dat zou best kunnen. Ik weet niet meer precies hoe het gaat, maar ik weet wel dat het enorme indruk op me maakte. Die sfeer, de achterkant van een fabriek, dat kanaal, een plek waar iets gebeurt wat niet deugt. Onder water en onder de grond zijn ook van die terugkerende elementen. Maar dat is ook al in mijn jeugd begonnen, als kinderen groeven wij hutten onder de grond. Grondhutten.”

Die grondhutten zaten ook in Borgman.
“Ook precies gemaakt zoals vroeger, alleen iets groter en geavanceerder. Het zijn allemaal elementen die uit de eigen ervaring zijn ontstaan.”

Schneider vs. Bax gaat over ‘men with guns’. Hoe is het om over mannen met pistolen en geweren te schrijven?
“Dat is een hoop uitzoekerij. Een van mijn lievelingsfilms is The Day of The Jackal, waar alles heel precies wordt getoond. In het script zat aanvankelijk ook een scène in de loods waar Schneider zijn spullen bewaard, waarbij hij zijn geweer helemaal uit elkaar haalt en schoonmaakt. Heb ik er allemaal weer uitgegooid, want dat hebben allemaal al 100.000 keer gezien in andere films. Maar die aantrekkelijkheid van een geweer, en ook het geluid, dat zijn allemaal al in mijn vroegste jeugd, bij cowboyfilms, opgedane ervaringen. Geweer, revolver, pistool, vet, magazijn, kogels… Ik wilde eerst heel trouw zijn aan de werkelijkheid, maar die werkelijkheid bestaat eigenlijk helemaal niet. In de film is die ook niet van belang. Als een echte professional zijn geweer uit de koffer haalt voor een klus, dan checkt hij hem helemaal en stelt hij alles weer opnieuw af. De echte scherpschutters maken ook hun eigen kogels. Die wegen ze en die zijn helemaal precies gevijld. En die leggen ook aan met een enorme rust. Dus ineens uit de hand schieten, zoals wij in de film doen, dat schijnen echte professionals maar onzin te vinden. Maar ja zeg, als we steeds moeten wachten tot de professional eindelijk een keer klaarligt… Dus ik informeer me heel goed, maar uiteindelijk ga ik er toch mee sjoemelen. Ten behoeve van de film.”

Bio Alex van Warmerdam

Scenarist en regisseur Alex van Warmerdam is waarschijnlijk Nederlands meest gerespecteerde maker van arthouse films. Na zijn studie aan de Rietveld Academie maakte hij eerst naam als theatermaker, voordat hij bij het filmpubliek doorbrak met de speelfilms Abel (1986) en De Noorderlingen (1992), die inmiddels als moderne klassiekers gelden. Ook films als De Jurk (1996) en Kleine Teun (1998) wonnen prijzen of werden geselecteerd voor prestigieuze festivals, zoals in het geval van de laatste film voor de Un Certain Regard sectie van Cannes. Grimm (2003), Ober (2006) en De Laatste Dagen van Emma Blank (2009) volgden, waarna Van Warmerdam met Borgman (2013) een nieuwe mijlpaal zette: voor het eerst in 34 jaar werd een Nederlandse film geselecteerd voor de Gouden Palm Competitie van Cannes. Aan de première bewaart Van Warmerdam goede herinneringen. “De regisseur is echt koning daar, en de film werd heel goed ontvangen. Voor mij was het mooiste van Cannes de voorstelling. Afgeladen met mensen, die na afloop een toch wel behoorlijk ovationeel applaus gaven. Voor hetzelfde geld word je uitgefloten. Het aller-allermooiste gebeurde na afloop. Directeur Thierry Frémaux leidt de regisseur de zaal uit en in de gang waar je dan doorheen loopt – daarna ben je weer vrij, zal ik maar zeggen – daar stonden links en rechts allemaal meisjes. Jonge meisjes. Maagden, denk ik dan. In een zwart jurkje heel gedecideerd en keurig. En die doen je uitgeleide. Vijftien links en vijftien rechts, denk ik. Dat was het enige echte droomachtige moment, alsof je in een Griekse tragedie de arena mocht verlaten. Dat had klasse. Wat ook klasse had, is dat er na afloop geen gesodemieter is met bloemen enzo. Dat het publiek niet verveeld wordt met allerlei onzin. De film. Klaar. Klappen. Weg. Afgelopen. Dat is heel goed.”
Beeld: Cinéart

Wat zoek je?