Eet de wereld op

Lijstjes zijn altijd leuk, en jaarlijstjes helemaal, zelfs als het om gaat om een lijstje dat maar een half jaar beslaat. zoals de redactie van filmwebsite Cine.nl onlangs publiceerde. Altijd aardig om even te checken wat deze club eigenzinnige filmliefhebbers de beste films van de eerste zes maanden van 2017 vindt.

Tussen de zestien titels zag ik enkele van mijn eigen favorieten, zoals 20th Century Women en Moonlight. En ook een paar titels die ik ooit nog moet zien, zoals RAW en Poesia Sin Fin. Zelf, maar dat kan een persoonlijke afwijking zijn, kijk ik dan ook altijd even of er ook Nederlandse films in de lijst staan.

Maar niet dus. Geen Brimstone, die toch bijna overal vier sterren kreeg. En ook geen Quality Time, die misschien nog wel beter werd ontvangen. Het is geen kritiek op de redactie van Cine.nl. Iedere filmliefhebber maakt zijn eigen keuzes en ik weet ook niet of ik genoemde titels in mijn Top 5 van de eerste zes maanden zou zetten. Toen ik daar wat over door peinsde, bedacht ik me dat de beste films van het jaar en de beste Nederlandse films van het jaar toch vrijwel altijd twee verschillende dingen zijn. De betere Nederlandse films worden echt wel positief besproken – zie bovenstaande films – maar bij het scheiden van de markt zijn er maar weinig mensen die films van eigen bodem verkiezen boven die uit het buitenland. 

Vanaf het moment dat ik de Nederlandse film intensief ben gaan volgen – zo halverwege de jaren negentig – heb ik gedacht dat dit verschil mettertijd zou verdwijnen, of in elk geval kleiner zou worden. Zeker toen we om de haverklap Oscars wonen – of genomineerd werden. Inmiddels heb ik me erbij neergelegd dat ik te optimistisch was. Nederland is internationaal gezien een aardige middenmoter, maar we zijn niet echt wereldtop. En er zijn meer kritische geesten. Volgens een recent opinie-artikel in Trouw van Paul Hegeman is de Nederlandse film(wereld) te zelfgenoegzaam en te weinig kunstzinnig. Tegelijkertijd is de Nederlandse film(wereld) ook te particulier en te weinig divers, zoals Karin Wolfs betoogde in een door de Volkskrant afgedrukte voorpublicatie uit het 500ste nummer van de Filmkrant (hulde aan de jubilaris!). 

Beide auteurs maken waardevolle punten. Toch voel ik dan van de weeromstuit de behoefte om die vaak zo verguisde filmwereld weer te verdedigen. Laten we wel wezen: iedereen die in Nederland een film wil maken, zeker eentje met enige artistieke pretentie, weet hoe moeilijk het is om die van de grond te krijgen. Brimstone zou nooit gemaakt zijn zonder het doorzettingsvermogen van Martin Koolhoven en Quality Time zou nooit zo’n bijzondere film zijn geworden zonder de hoogstpersoonlijke signatuur van Daan Bakker. Hoe er uiteindelijk ook gekozen wordt, volgens welke argumenten ook, door het Filmfonds, of door andere investeerders, niet elk filmplan kan gerealiseerd worden. De een toekennen is de ander uitsluiten. Iedereen die een roman wil schrijven kan dat doen, maar een speelfilm maken is andere koek.

Zo zijn er op dit moment zes filmprojecten in de running voor de Oversteek, waarvan er maar twee gemaakt kunnen worden. Zes teams, bestaande uit regisseur Eva M.C. Zanen en scenarist Matthijs Bockting; Regisseur Floor van der Meulen en scenarist Bastiaan Kroeger; regisseur Viktor van der Valk en scenarist Jeroen Scholten van Aschat; regisseur Aaron Rookus en scenarist Lineke van den Boezem; regisseur en scenarist Emma Westenberg; regisseur en scenarist: Mees Peijnenburg. Zes films die ik graag zou willen zien. Maar er zullen er uiteindelijk maar twee worden gerealiseerd. En dan moet je maar hopen dat de anderen nog via een omweg gemaakt worden.

Maar of dat gebeurt? Je bent toch ook een beetje gek om filmmaker in Nederland te willen zijn. Zeker als het om artistieke films gaat. Niet voor niets zijn de meesten al blij als ze af en toe iets mogen maken omdat de markt daarom vraagt. Maar dat je een beetje gek moet zijn, betekent niet dat je het moet laten. Integendeel, wie bij voorbaat op de grond gaat liggen, zal nooit de top bereiken.

Maar een beetje mentale steun is welkom. Gelukkig was daar (de Nederlands-Bosnische) theatermaker Daria Bukvic, die bij de opening van het Internationaal Theaterschool Festival (ITS) de nieuwste lichting afstuderende theatermakers op gloedvolle wijze toesprak met haar eigen 10 supersubjectieve, maar hyperliefdevol goedbedoelde adviezen voor een theatercarrière in hoogglans. Vervang “theater” door “film” en je hebt een fenomenale peptalk, waar je ook als filmmaker iets aan hebt. Nummer 1: Maak onvermijdelijk werk en verontschuldig je aan niemand. Nummer 2: Als het platform er niet is, creëer je het platform zelf.  Nummer 4: Trek je geen hol aan van wat er zogenaamd not done is. En zo verder. Tien schitterende punten om jezelf aan te laven en aan op te trekken als het even niet wil lukken.

Tot slot eentje die me uit het hart is gegrepen: “Steek die creatieve kop van je boven het maaiveld uit. Ik ben er trots op dat ik Nederlander ben geworden. Maar als ik aan iets in dit land een hekel heb, is het wel die godverdomde smet op ambitie. De vrees voor megalomane ideeën. Het klein- en kneuterigheid fetisjisme. Het ‘wie denk je wel niet dat je bent’. ‘Niemand zit op je wachten.’ ‘Poepoe, jij hebt grote woorden.’ ‘Het zal je jeugdige idealisme wel zijn.’ ‘Wacht maar tot je veertig bent.’ Ik haat die onzin. (…) Lieve afstudeerders, eet de wereld op.”

Foto: still uit Quality Time

Wat zoek je?