Telefilms 2016; rondetafelgesprek over deadlines, beperkingen en kansen

Een combinatie van een romcom en heistfilm (Fake), een drama gesitueerd in Volendam (Op de dijk), een oorlogsfilm (Kamp Holland) en nog veel meer. De nieuwe Telefilms die dit voorjaar te zien zijn bij de NPO, tonen aan dat je met beperkte middelen en in relatief korte tijd de meest uiteenlopende verhalen kunt vertellen. PLOT sprak met scenaristen Cecilie Levy, Bert Bouma en Boris Paval Conen over het schrijven van een Telefilm.


Vlnr: Bert Bouma, Cecilie Levy en Boris Paval Conen

‘Een sjeik in een bed and breakfast. Dat is een Telefilm waiting to happen.’ Zo werd Fake geboren. Bert Bouma, die samen met Jan Harm Dekker het scenario schreef, weet nog precies wanneer dit zinnetje over tafel vloog. “Ik schrijf voor Flikken Maastricht, waarvan Jan Harm de hoofdschrijver is. Ik was naar het zuiden afgezakt voor setbezoek. Bij het ontbijt kwam het gesprek op de TEFAF, de grote internationale kunstbeurs die jaarlijks wordt gehouden in Maastricht. Rond die tijd zijn er in de hele stad geen hotelkamers meer te vinden. Er komen veel sjeiks, die landen dan op het vliegveld van Maastricht, maar hun privéjets vliegen door naar Düsseldorf, omdat daar voldoende parkeerruimte is voor vliegtuigen. Iemand zei: ‘Als alle kamers vol zitten, zou het zomaar kunnen dat iemand die een B&B runt opeens de deur open doet en oog in oog staat met een sjeik.’ Dit idee resulteerde in een romantische misdaadcomedy tegen de achtergrond van een kunstroof.”
Fake is één van de zes nieuwe Telefilms die vanaf eind april iedere zondag te zien zijn bij de NPO. De andere titels zijn Hope, De Grote Zwaan, Moos, Op de dijk en Kamp Holland. PLOT nodigde naast Bouma ook Cecilie Levy en Boris Paval Conen uit, de schrijvers van de twee laatstgenoemde films. In een lang, maar levendig rondetafelgesprek spraken zij over de Telefilm in het algemeen en hun eigen scenario’s in het bijzonder.


De gesprekspartners ontmoeten elkaar voor het eerst. Best opvallend, want alledrie draaien ze al een tijdje mee in de Nederlandse televisie- en filmwereld. Zo schreef Bouma naast veel dramaseries al eerder drie Telefilms: Bloedbroeders (met Jan Bernhard Bussemaker), Sekjoeritie en Oom Henk. Conen schreef en regisseerde Exit en Undercover. Voor Cecilie Levy is Op de dijk haar eerste Telefilm. “Ik kreeg voor het eerst de kans om een langere boog te maken. Dat is best wel spannend. Ik had wel eens meegeschreven aan een lang project van iemand anders, maar dit was eigen materiaal. Er staat veel druk op. Als je de uitslag krijgt, denk je eerst ‘Jippie!’ maar je weet dat het binnen zes maanden echt op papier moet staan.”
Op de dijk had wel een voorgeschiedenis. Het project werd eerst ingediend voor De Oversteek samen met regisseur Mirjam de With en producent Floor Ontrust, maar er volgde een afwijzing. Toch was het project wel opgevallen en dat bracht de makers ertoe om het plan opnieuw in te dienen, dit maal als Telefilm. “Floor Onrust en Noortje Wilschut van Family Affair stonden aan de wieg van dit project. Ze hadden op het filmfestival in Berlijn een aantal films gezien die zich afspeelden in kleine gemeenschappen. Zij wilden zo’n film ook in Nederland maken. Volendam leek hen een spannende arena en zo kwamen ze op het idee om een film te maken rond de cafébrand die plaatshad in de nieuwjaarsnacht van 2000 op 2001. We wilden geen film maken over hoe het vuur is ontstaan of wiens schuld het was. Het ging meer om de vriendschap tussen twee jongens die door de brand zijn getekend. De één van de buitenkant met zichtbare brandwonden, de ander lijdt aan survival guilt. Wat is de impact daarvan op de vriendschap?”

Conen merkt op dat ook zijn film gaat over ‘overlevenden’. Kamp Holland vertelt het verhaal van een aantal jonge soldaten in Uruzgan. Als een konvooi op een bermbom rijdt, schiet een korporaal een verdachte Afghaan neer. Hierdoor verhoogt hij de druk op de toch al riskante missie. “Er is in Nederlands weinig bekend over de missie Uruzgan. De politiek wilde een opbouwmissie, maar in werkelijkheid waren er tweeduizend soldaten nodig om 85 provinciale opbouwmedewerkers te beschermen. Het werk zit vol met risico’s. Je moet in het leger je individualiteit opzij zetten voor de groep, maar als er iets mis gaat, word je afgerekend als individu.”


Het idee voor Kamp Holland kwam voort uit de research die Leopold Witte en Geert Lageveen hadden gedaan voor hun gelijknamige theatervoorstelling. Net als Op de dijk, werd ook Kamp Holland al eerder ingediend. “Het project was een jaar geleden al opgevallen, maar zat toen niet bij de eerste selectie van de Telefilm,” vertelt Conen. ”Zo gaat dat vaak. Ieder jaar sloven een kleine honderd teams zich uit om goede ideeën op te zetten. Daarvan verdwijnen er letterlijk 94 in de vuilnisbak omdat een afgewezen Telefilm zich zelden ontpopt tot een speelfilm. Er zijn dus heel veel goeie ideeën die liggen te verstoffen. In deze lichting waren ze bij de selectie minder gelukkig met de ingediende projecten. Ze gingen kijken naar afgewezen projecten uit voorgaande jaren en vonden Kamp Holland. Keyfilm was de producent van dat opnieuw ontdekte project en die hebben meteen mij erbij gevraagd. Dat vond ik wel tof.” Aanvankelijk was er een tweede schrijver bij betrokken, maar uiteindelijk is besloten dat Conen het scenario zelf zou schrijven.

Het blijft één jaar
De uiteindelijke selectie levert in ieder geval een gevarieerd aanbod op, met zowel luchtigheid als ernstig drama. ”Ze hadden het thema voor een keer losgaten”, zegt Conen, die daar niet rouwig om was. ”Ik vond die thema’s een beetje geforceerd. Dan loop je rond met een goed idee voor een Telefilm en dan moet het opeens gaan over ‘Boer en landschap’ of ‘Kind en maatschappij’, of dat soort dooddoeners.”
Bouma sluit zich daarbij aan, maar snapt wel waarom netmanagers zo’n bindend thema handig vinden. ”Dan is het beter te marketen. ‘Iedere zondag een romantische comedy’, klinkt duidelijker dan ‘Elke zondag een originele Nederlandse film’.” Levy vind het leuk om te schrijven binnen een thema. “Maar dan moet ik drie weken voor de deadline toevallig een idee hebben dat daarbij aansluit. Ik trek niet zomaar een romcom uit mijn hoge hoed. Je zit vaak op het laatste moment iets in elkaar te draaien. Als je een jaar van tevoren weet wat het thema wordt, kun je er een beetje naar toe schrijven.”

Bouma vult aan: ”Je weet ook nooit wanneer de oproep komt. Dit jaar was dat bijvoorbeeld op een namiddag vlak voor de feestdagen en er waren maar vijf weken tot de indieningsdatum. Ik hoorde het daarna pas, en toen hadden we nog maar drie weken om iets op te zetten. Het idee achter die krappe deadlines is geloof ik dat dat het uiteindelijk meer schrijftijd oplevert. Maar misschien is het ook wel ontmoedigingsbeleid: het scheelt weer een aantal indieningen.”

Op basis van een idee kun je een heel script ontwikkelen

Volgens Conen is het jaarlijkse streven om het proces te verbeteren.”Dan kijken ze naar ervaringen uit de vorige ronde. Als er klachten waren over de krappe schrijftijd, dan doen ze daar iets aan, maar dat kan dan weer gevolgen hebben voor de montageperiode. Mijn vorige Telefilm moest ik binnen tweeënhalve week monteren, terwijl we nu tweeënhalve maand hadden. Soms gaat er iets af aan de voorkant, soms aan de achterkant, maar hoe je het ook verdeelt, de maakperiode blijft één jaar. Dat komt altijd ongelukkig uit.” Toch zitten daar ook voordelen aan, vindt hij.”Bij de indiening is een Telefilm niet veel meer dan een paar A-viertjes. Eigenlijk is het een uitgebreide synopsis. Wat ik spannend vind, is dat je op basis van een idee een heel script kunt ontwikkelen. Je krijgt niet die hele toestand van treatmentsubsidies, eerste scenario, tweede scenario enzovoorts.”
Volgens Bouma is de Telefilm de snelste manier om iets te maken met de lengte van een speelfilm. “Ik werk aan een project over de Deventer-moordzaak. Ik durfde al niet eens meer te kijken wanneer ik de eerste synopsis schreef. Ik geloof dat we er al vijf jaar mee bezig zijn, vrij gebruikelijk voor een speelfilm. Maar een Telefilm is in één keer gefinancierd. Dat zouden ze vaker moeten doen.”

Haalbaarheid als meetlat
Niet alleen de productietijd is beperkt, ook het budget. Voor de scenarist betekent dat soms dat je tijdens het schrijven rekening moet houden met beperkingen. Een Telefilm moet de uitstalling hebben van een speelfilm, maar dan met net iets minder locaties, rollen of effecten. Dat dit af en toe leidt tot een aderlating ervoer Levy op het moment dat ze het plan dat ze indiende voor De Oversteek moest uitwerken voor het kleine scherm. ”Ik zag aanvankelijk wat meer epische beelden voor me, met veel zee en boten. Daar hechtte ik ook erg aan. Dat soort elementen zijn gesneuveld. Als schrijver hield ik me niet veel bezig met deze wijzigingen. Mirjam heeft vlak voor het draaien een paar keuzes gemaakt die inhoudelijk niet veel verschil maakten, maar waarbij de locatie veranderde en sommige dingen werden samengevoegd.”

Een Telefilm moet de uitstraling hebben van een speelfilm

Conen stond voor de uitdaging om een film die zich volledig in Uruzgan
afspeelt te maken ‘met middelen die net voldoende zijn voor een halve speelfilm. Haalbaarheid werd de meetlat. De beperkingen dwingen je om scherpe keuzes te maken over de hoeveelheid scènes die je schrijft, waar het zich afspeelt, hoeveel locaties je kunt gebruiken. Omdat ik bij al mijn Telefilms zowel het definitieve script schreef als de regie deed, zat ik op twee stoelen. Dat maakt het ingewikkeld, want je kunt jezelf niet veroorloven de volledige vrijheid te nemen bij het schrijven. Steeds als je zit te tikken, kijkt de regisseur in je mee omdat je overal productionele beperkingen ziet.”
Die beperkingen dwingen je ook tot creatieve oplossingen. En een handige producent doet volgens Bouma soms ook wonderen. Een deel van Fake speelt zich af op een kunstbeurs en dat leek ons duur. Jan Harm en ik hebben die scènes zo geschreven dat je ze kon draaien in een hoekje van een loods. Maar producent Rolf Koot werkt veel in Limburg vanwege Flikken Maastricht en heeft daar goede connecties. Het woord TEFAF mochten we op straffe des doods niet gebruiken, maar een lokale standhouder heeft wel speciaal voor ons een hele gang met sjieke stands gebouwd. Je weet niet wat je ziet! Rolf heeft het dus uiteindelijk veel groter gemaakt. Applaus voor Rolf.”


Positieve ervaringen
Alle drie de schrijvers zijn tevreden over de samenwerking met de omroepen. Belangrijk, vindt Conen, want in tegenstelling tot een regulier speelfilmtraject heeft de omroep een ‘keihard veto’. Levy werkte voor Op de dijk samen met de NTR. “Henk Burger was vanaf het begin onze dramaturg. Marina Blok las als hoofd drama  mee. Zij hielp me om de essentie eruit te halen. We hadden heel veel materiaal, maar je zoekt toch altijd naar het hart van je verhaal. Iemand van buitenaf kan dat soms heel goed aanwijzen. Henk zei vooral wat hij leuk vond, wat hij niet leuk vond, moffelde hij een beetje weg. En daar heb je als schrijver veel aan. Er wordt erg vaak gesproken over wat er niet goed is, maar het is minstens zo belangrijk om te weten wat wel werkt. Ik heb hele positieve ervaringen met de omroep, dat mag ook wel eens gezegd worden.”
Bouma en Dekker kregen van AVROTROS die Fake uitzendt veel vrijheid. “Er was vertrouwen in onze capaciteiten en dat werkt heel prettig. Mijn stelling is: hoe kleiner het meningencircus, hoe beter het resultaat. Ons project viel onder Marc Waltman en die is heel concreet. Hij vroeg soms om verduidelijking, maar het werd gelukkig nooit detaillistisch hands on dramaturgenwerk.”

Vaak wordt gesproken over wat niet goed is, maar minstens zo belangrijk is te weten wat wel werkt

Bij de Evangelische Omroep, die Kamp Holland uitzendt, werd over de schouder van Conen meegekeken, maar die vond dat juist prettig. Aanvankelijk dacht hij dat de EO zou vragen om het materiaal braver te maken. “Maar Arnoud Bruinier, die het project vanuit de omroep begeleidde, stimuleerde me om rauwer te worden. Hij was een hele goeie pain in the ass, die geen genoegen neemt met ‘dit is het ongeveer’Vlak voor het scenario moest worden opgeleverd kwam hij tijdens een laatste bespreking tot midden in de nacht nog met aantekeningen. Je voelt aan een script wel eens dat er iets wringt. Het ergste wat je dan kan overkomen is dat mensen zich, met alle goede bedoelingen, verliezen in het aandragen van hun eigen oplossingen. Daar zit je als schrijver niet op te wachten. Je wilt weten wat het probleem is. Daar kon Bruinier heel goed te vinger op leggen, zonder dat hij me iets door de strot duwde.”

Een taak voor de NPO
Bouma, Conen en Levy hopen dat de Telefilms die ze schreven ook na uitzending nog een lang leven hebben. Een bioscooproulement zit er voor deze drie films niet in. Conen: “De producent kwam tot de conclusie dat de film gezien het onderwerp geen grote publiekstrekker zou worden. Hij was wel bijna geselecteerd voor het filmfestival Berlijn, maar heeft het net niet gehaald. Een domper. Als hij daar had gedraaid was het misschien wel gekomen tot een bioscooproulement.” Hij hoopt op andere festivals, maar ziet ook nog een ander circuit. ”De veteranen die Kamp Holland zagen, waren heel blij dat er een film werd gemaakt die laat zien hoe het daar was. Dus misschien wordt de film wel vertoond aan veteranen of binnen defensie.”
Levy vindt een roulement in kleinere kring ‘best een optie’. “Ik heb ooit de film Mimoun geschreven, waarvan ik hoopte dat ze hem zouden draaien op scholen. Dat is nooit gebeurd. Wel was hij veel te zien op internationale festivals. Ik weet niet of Op de dijk daar geschikt voor is. Het is een hele Nederlandse film. Ik weet niet of je hem kunt zien zonder voorkennis over de Volendamse cafébrand.” “Zeg nooit nooit”, reageert Bouma. “De Telefilm Oom Henk draaide op een festival in Houston. Ik heb er zelfs een prijs voor in ontvangst mogen nemen. Je kunt je wel eens verkijken op wat de mensen in het buitenland oppikken, maar tachtig procent van de grappen ging erin als koek.”
Aanhakend op deze woorden wil Conen nog één ding kwijt. ”We zijn hier extreem op de thuismarkt gericht. Er liggen hier honderd Telefilms op de plank, Het is de taak van de NPO om iets aan de internationale verspreiding te doen, maar ze laten het al jaren versloffen. Het zou veel beter zijn producenten de mogelijkheid te geven dat ze wat kunnen verdienen aan  de verkoop van de films aan het buitenland, in plaats van dat alles moet terugvloeien naar het CoBO of NPO. Als de producenten iets kunnen verdienen, zijn ze ook bereid om te investeren. Dat zie je in het kleine Denemarken, dat onwaarschijnlijk groot is geworden op het gebied van films en series.”

En ook hier zijn alle tafelgenoten het mee eens.

————————————————————————————————————————
zondag 24 april – NPO 3 – 20:25 uur: Hope
Een persoonlijk drama waarin ambitie en liefde onverenigbaar lijken.
Regie: Erik de Bruyn, scenario: Marcel Lenssen

zondag 1 mei – NPO 3 – 20:25 uur:Op de dijk
Vijftien jaar na de nieuwjaarsbrand in Volendam zijn oude wonden nog niet geheeld.
Regie: Mirjam de With, scenario: Cecilie Levy

zondag 8 mei – NPO 3 – 20:25 uur: Fake
Een romantische misdaadkomedie over een overval op een kunstbeurs.
Regie: Thomas Acda, scenario: Bert Bouma & Jan Harm Dekker

zondag 15 mei – NPO 3 – 20:25 uur: De grote zwaen
Zwarte-humoristische misdaadfilm over een schrijver met matig succes en grootse pretenties.
Regie en scenario: Max Porcelijn

zondag 22 mei – NPO 3 – 20:25 uur: Kamp Holland
Drama over loyaliteit in de vuurlinie.
Regie: Boris Paval Conen, scenario: Boris Paval Conen, naar een idee van Geert Lageveen en Leopold Witte,

zondag 29 mei – NPO 3 – 20:25 uur: Moos
Een koosjere komedie waarin liefde en humor belangrijker zijn dan uiterlijke schijn.
Regie: Job Gosschalk, scenario: Judith Goudsmit & Job Gosschalk

Bron: Telefim-site Cobofonds

Wat zoek je?